Lobbyen als nobel beroep
opinie
Deze zondag verscheen op VRT NWS een artikel over de praktijken die sommige lobbyisten in de wetstraat toepassen. Het beeld dat geschetst werd, liet weinig aan de verbeelding over. Het kan echter ook anders. Lobbying hoeft geen vies beest te zijn. Het kan net gebruikt worden om onze democratie te versterken. Ook de sector zelf heeft er baat bij.
Over de auteur: Anton Van Dyck is verantwoordelijk voor de lobbywerking van Unie Vrijzinnige Verenigingen/deMens.nu. Die organisatie was lange tijd de enige die zichzelf in het lobbyregister van de Kamer had ingeschreven. Toen werd gevraagd achter hun motivatie was het antwoord simpel: “Hoe kan je voor transparantie en behoorlijk bestuur zijn als je het zelf niet toepast?”
Laten we niet naïef zijn. Geld koopt nog altijd macht binnen de politiek. Maandelijks rommelt het links of rechts wel over de onbehoorlijke invloed van vastgoedbonzen of topondernemers op de Wetstraat. “Is het ooit anders geweest?” zou je je kunnen afvragen? Mocht de eretitel immers al niet voor een ander beroep weggelegd zijn, zouden we lobbying kunnen zien als het oudste beroep van de wereld. En zelfs al zou de democratie niet meer bestaan, dan zal er nog steeds druk gelobbyd worden. Dat is de realiteit. We kunnen er niet om heen. Hoe we lobbyen, daar kunnen we wel in veranderen. Daarbij wordt het dringend tijd dat we de notie verlaten dat meer ethiek automatisch leidt tot minder efficiëntie. Sterker nog, meer ethiek kan net leiden tot een veel sterkere vorm van belangenbehartiging.
In het artikel dat deze zondag verscheen op VRT NWS konden we al voor een stuk zien hoe het er in de donkere onderbuik van de sector aan toe kan gaan: relatiegeschenken, intrusies op het gezinsleven, vormen van pressie die (net geen?) chantage zijn, noem maar op. Effectief zijn ze wel. Maar zijn ze ook efficiënt? Lobbying draait voor een belangrijk stuk rond interpersoonlijke geloofwaardigheid. Indien je beslist om aan de slag te gaan op de manier die hierboven werd omschreven, verdwijnt je eigen geloofwaardigheid vroeg of laat. Na enkele jaren ben je uitgerangeerd, is je netwerk volledig verbrand en al snel zal je merken dat het politiek draagvlak voor jouw project al even snel verdween als het verscheen.
Het kan natuurlijk ook anders. Belangenbehartiging hoeft geen vies beest te zijn en voor het merendeel van de sector is dat ook zo. Je zou lobbying net kunnen zien als een verlengstuk van je participatieve democratie, het middel dat ervoor zorgt dat je democratisch proces zoveel meer is dan één keer om de vier of vijf jaar naar de stembus trekken. Belangenbehartigers staan vaak met hun voeten in de praktijk en hun signaalfunctie en expertise kunnen onontbeerlijk zijn. Ze zijn één van de bruggen tussen de Dorpstraat en de Wetstraat. Natuurlijk vereist dat wel enkele spelregels. Die zijn overigens niet enkel voordelig voor onze politieke mandatarissen, ook lobbyisten hebben er baat bij: de opbouw van duurzame partnerschappen die een generatiewissel kunnen overleven. Het lobbyregister was en is nog steeds een uitstekend initiatief en kan dienen als een basis om verder op te bouwen. De volgende stap kan een intersectorale deontologische code zijn, een soort afspraak onder de spelers over de regels van het spel dat ze samen spelen. Belangenorganisaties kunnen dan beslissen of ze intekenen op die regels om vervolgens in ruil een soort kwaliteitslabel te krijgen. Iets dat zegt: “Ja, we lobbyen. Maar wel op een verantwoorde manier.” Een dergelijk label gaat echter over veel meer dan gemoedsrust. Uiteindelijk kan het leiden tot een beter resultaat omdat de organisaties die opkomen voor het algemeen belang ermee makkelijker onderscheiden kunnen worden van de stielbedervers. Overigens dwingt het de sector tot het creëren van een gezonde en professionele esprit de corps. Organisaties hebben plots professionele standaarden waar ze naartoe moeten werken, willen ze als lobbygroep serieus genomen worden. Zoals het er nu op staat, kan men vaak het onderscheid niet maken tussen zij die de professionele geplogenheden respecteren en zij die er hun voeten aan vegen. Met die situatie is niemand gediend, noch de politici, nog het brede publiek en al zeker niet de sector.
Het is al lang geen recent fenomeen meer dat de burger steeds mondiger wordt en op beleidsniveau zet men er graag (en terecht) meer op in. Met die alternatieve participatie groeit de lobbywereld mee om de simpele reden dat de burger steeds meer zelf lobbyist wordt. Ze neemt immers steeds meer zelf het heft in eigen handen om de politieke wereld rechtstreeks aan te spreken. Democratie onderscheidt zich echter van populisme doordat democratie er ook in slaagt om via kwaliteitsvolle interacties tussen burgers en hun overheid publieke vraagstukken in hun volledige complexiteit op te lossen. Zoiets vergt natuurlijk veel voeten in de aarde maar aan die kwaliteit kunnen we vandaag werken. Het spel is immers al bezig, nu de regels nog.